Met trots (plaatsvervangend, gepast) tip ik: Groen erfgoed in de stad, onder redactie van Natascha Lensvelt (mijn verloofde, full disclosure), verschenen bij NAI010 uitgevers.
Ontwerp voorplat: Koehorst in 't Veld.
Met trots (plaatsvervangend, gepast) tip ik: Groen erfgoed in de stad, onder redactie van Natascha Lensvelt (mijn verloofde, full disclosure), verschenen bij NAI010 uitgevers.
Ontwerp voorplat: Koehorst in 't Veld.
De huidige Tirade redactie viert de verschijning van het vijfhonderdste nummer van het literaire tijdschrift met een Tirade vol bijdragen van nieuwe schrijftalenten en oud-Tirade redacteurs. Ik val in de laatste categorie en schreef voor het jubileumnummer een verhaal(tje): Pionieren.
Tirade 500 is verschenen bij het zelfstandige Uitgeverij van Oorschot.
‘Woont u hier?’
‘Nee, hoor… dit is
mijn werkruimte.’
‘?’
‘Ik werk aan een boek.’
‘Aha! Vandaar al dat
papier!’
‘…’
‘En bent u al ver?’
‘Het vordert.’
‘O, gelukkig! Nou, succes
ermee! Ik hoop dat veel mensen uw boek gaan lezen! U zit in ieder geval goed
hier! Fijne dag verder!’
‘Veel dank. Fijne wandeling.’
---
De nieuwe Knol – vort, vort, vorderen
Soundtrack: No Time 2 Waste/I've Gotta Move With Haste (T-spoon).
Foto: M.K.
Een paar flarden, meer kende ik niet van Gremlins (1984). Een lacune. Gelukkig belegde het afgetrapte Rembrandt aan de Oudegracht een vertoning op groot doek. Zaal 2, rij 9.
Film: Gremlins (1984).
Genre: horrorkomedie. En dan binnen dat genre het sub-genre van de niet enge, on-grappige horrorkomedie.
Regie: Joe Dante. Dante, mooie naam voor iemand in de horror-business.
Verhaal: lief diertje krijgt kwaadaardige nakomelingen die op kerstavond een dorp terroriseren.
Brutaal: Gremlins knipoogt middels een kleine keukentelevisie naar Robert Capa’s, nee Frank Capra’s It's a Wonderful Life (1946). Ambieerde Gremlins het om die klassieker op te volgen als kerstfilm der kerstfilms? Go f*** yourself!
Eindoordeel: leeg en lawaaiig. Twee door de keukenmachine vermalen Gremlins (2/5). Gelukkig duurt Gremlins een uur korter dan Wim Wender’s pretentieuze en sentimentele Paris, Texas (1984) dat dit jaar ook z’n veertigste verjaardag viert en waarvan eigenlijk alleen het camerawerk van Robby Müller om over naar huis te schrijven is (bij deze).
Overigens ben ik van mening dat bioscopen hun medewerkers niet tot het dragen van bedrijfskleding mogen verplichten. En dat alle bedrijven hun zelfscankassa’s en bestelmonitoren moeten afvoeren. Wat is er mis met intermenselijke handel?
Becca Rothfeld, All Things Are Too small, Essays in Praise of Excess (2024;p.217)
En:
‘Aesthetic culture as a whole would improve if audiences had the time and the education to cultivate their tastes.’ (Ibid. p. 9)
Haar referentiekader – Flaubert, Proust, Austen, Melville, Rilke, Johan Huizinga, Barthes, Bataille, Bergman, Rohmer, Chandler, Cronenberg – is wat belegen (geen wonder dat de bejaarde James Wood en de hoogbejaarde Cynthia Ozick een blurb voor het achterplat wilden leveren…), haar essays zijn conventioneel van vorm, haar progressieve ideeën zijn, in Europese ogen, tamelijk conservatief en ze waagt zich herhaaldelijk aan thema’s (ont-spullen, mindfulness, tv-series, Sally Rooney) die eigenlijk een gewichtsklasse te laag voor haar zijn, toch verveelt Becca Rothfeld geen minuut met de stukken die ze heeft gebundeld in All things are too small.
Ik heb althans erg genoten van haar welluidende, beheerste zinnen, van haar sarcasme – van haar gevoel voor humor tout court - en van haar apodictische energie. Het lijkt misschien wat paradoxaal om op te merken over het werk van een tamelijk agressieve auteur, maar al met al vind ik All things are too small vooral ontwapenend. Dat komt, denk ik, doordat Rothfeld af en toe iets over haar eigen leven vertelt – bovendien blijkt er in het laatste essay van de bundel een warmbloedige romantica in de harde, verstandelijk onderlegde critica te schuilen.
All things are too small is een revitaliserend pleidooi voor overgave, hechting, maximalisme en autonomie. Wie kan daar nou tegen zijn?
We want more! We want more!
Dankzij Rothfelds uitzinnige
aanstekelijke enthousiasme over de romans van Norman Rush (1933) zal ik die
niet lang ongelezen laten. Zijn debuut, de verhalenbundel Whites (1986), komt via boekwinkeltjes
alvast mijn kant op.
Van de gebonden editie van All things are too small bestaat zowel een Amerikaanse als een Britse variant – ook hier geldt: hoe meer, hoe beter. De duurdere, Amerikaanse is veel fraaier dan de modieuze, decoratieve Europese uitvoering.
Willen jullie meer of minder Rothfeld?
‘Wacht effe… dus jij verkiest een stofomslag met een schilderij van Hieronymus Bosch boven een modern, abstract voorplat?’
‘Klopt.’
‘Dan heb je zelf een
belegen referentiekader!’
‘Misschien is dat
hele lezen inmiddels hopeloos belegen.’
‘Dat lijkt me niet…
Zelf lees ik bijvoorbeeld bij voorkeur nadat ik net uit een vliegtuig ben
gesprongen en bungelend aan mijn parachute door de lucht zweef.’
‘Ja? Ik lees altijd ’t
liefst terwijl ik over de Afrikaanse savanne struin en de wilde dieren met
trapbewegingen op afstand houd.’
‘Lezen is een avontuur!’
---
De titel van dit stukje is gelicht uit een zin in Rothfelds stuk over
Sally Rooney: ‘I like Rooney when she gloats and strives, when she is limned
with the angry light of ambition.’ (Ibid. p.229). Moet je horen wie
’t zegt! Look who’s talking!
Afbeelding: van ’t internet geplukt.
Soundtrack: MORE, MORE, MORE.
‘Buiten brak een laagstaand oktoberzonnetje door, dat recht in de kamer scheen. Marike ving het in haar spiegel, waarvan ze de steel telkens een beetje draaide, zodat er een lichtvlek door de kamer kwam te dansen. Heel even betreurde Albert het dat zij geen kat bezat om erachteraan te springen en te proberen het rondvlinderende stukje weerkaatste zon met zijn poot tegen het behang te pletten. Het ontbreken van een kat werd goedgemaakt door het ontijdige kraaien van de haan in de achtertuin van de buren.’
A.F. Th. van der Heijden, Kastanje a/d Zee (De Tandeloze Tijd 7) (2024[2016];p.214)
De Tandeloze Tijd doet inmiddels denken aan dat ladekastje van Tejo Remy, You Can't Lay Down Your Memory (1991), waarbij de bezweringen van Van der Heijden de riem vormen die de boel bij elkaar moet houden.
Doet er
niet toe. Van der Heijden lees je niet om zijn evenwichtige composities, en trouwens
ook niet om de filosofietjes van zijn personages, Van der Heijden lees je om te
genieten van de zintuiglijkheid van zijn proza, vooral zijn stofuitdrukking is
fabuleus.
Het summum van Kastanje a/d Zee, een prachtige, dubbele perspectiefwisseling, vind je in het laatste hoofdstuk van de roman. Het personage Marike de Swart verandert hier, in de laatste paragraaf, van object in subject. Bovendien speelt zien, en dit in een tekst van een uiterst visueel ingestelde auteur, plotseling een ondergeschikte rol.* Doordat Marike’s minnaars, Albert en Hans, voor haar deur, buiten haar zicht, met elkaar in gevecht raken, moet zij zich een voorstelling van hun schermutselingen maken middels de geluiden die ze produceren en veroorzaken: ‘Nu hoorde Marike het gebonk en geroffel van een zak aardappelen die van een kale houten trap af roetsjte, begeleid door een langgerekte pijnkreet.’ (Ibid. p.227).
Het is een soort mirakel, dat schrijverschap van A. F. Th. van der Heijden.
Ondanks echte teleurstellingen,
zoals De helleveeg (DTT, deel 5), laat iedere serieuze lezer van boven
de veertig vijftig alles uit z’n poten vallen zodra er een nieuw deel
van De Tandeloze Tijd, of van Homo Duplex, verschijnt. Dus of de
heer Van der Heijden een beetje kan voortmaken met al die delen die nog in
voorbereiding heten te zijn die we nog tegoed hebben. Heel graag.
*Noot
Kenners zien overeenkomsten met passages in Het Schervengericht (2007) en in Vallende ouders (De Tandeloze Tijd 1) (1983).
Afbeelding: Wikipedia.
'Betaalbare huisvesting moet niet alleen beschikbaar zijn voor mensen met een cruciaal beroep, zoals leraren, politieagenten en verpleegkundigen, maar ook voor kritische denkers, schrijvers, activisten, krakers, muzikanten en kunstenaars, die wat mij betreft ook cruciale beroepen hebben. Zij maken het namelijk de moeite waard om in de stad te wonen. Zij maken de stad tot een emancipatoire plek waar mensen zich kunnen ontplooien. Een stad met alleen maar bankiers, consultants en makelaars - daar is geen ruk aan.'
Cody Hochstenbach, Uitgewoond, Waarom het hoog tijd is voor een nieuwe woonpolitiek (2022;p.282)
Eerder in hetzelfde boek:
'Het stimuleren van woningbezit creëert, kortom, burgers die vijandig of op zijn minst onverschillig staan ten opzichte van sociale vangnetten, die zich als calculerende investeerders gedragen, en die beleid dat hun belangen als woningeigenaar niet direct dient in de kiem smoren. Woningbezit cultiveert een mindset waarin individuele belangen domineren. Het vormde de afgelopen decennia vruchtbare grond waarin een neoliberale politiek gericht op het uithollen van collectieve voorzieningen zoals de volkshuisvesting kon gedijen.' (p. 71)
Hochstenbach, net
als bijvoorbeeld Marjolein Moorman en Claire Baglin een navolger van Didier
Eribon en Édouard Louis, is geen groot stilist. Wel weet hij je woede over de
uitwassen van het neoliberalisme flink op te stuwen.
Gianfranco Calligarich, In de omhelzing van de rivier (2022 [2018]; p.211). Uit het Italiaans vertaald (Privati abissi) door Manon Smits.
In de omhelzing van de rivier handelt over de ongelukkige geschiedenis van Alessandra en Tommaso.
Het boek zal me, onder meer, bijblijven door het Leitmotiv van meeuwen die, net als de rivier, de zee in herinnering roepen. Zie bijvoorbeeld pagina 19, p. 103-104 en p. 207.
Bij wijze van service voor lezers die de roman niet bij de hand hebben, tik ik het tweede voorbeeld even over:
'Op de daken en overal rondom lag de ochtend. En op het kruis van de koepel een meeuw die met kleine mechanische rukjes van zijn kop de hemel om hem heen bestudeerde. Alsof hij wilde vaststellen wat voor dag het zou worden, terwijl hij nu en dan de aanvallen van andere meeuwen die ook op het kruis wilden komen zitten afweerde. Dat was begrijpelijk. Ook al zat hij op een kruis, de meeuw had toch een goede observatiepost veroverd en die wilde hij behouden. Toen ineens, zonder verdere aanvallen van de andere meeuwen en alsof hij inmiddels voldoende wist over de dag, was hij met gespreide vleugels in het gedeelte van de hemel richting de rivier gedoken.'
Uit vrees dat In de omhelzing van de rivier minder zou zijn dan Calligarichs De laatste zomer in de stad heb ik het tot meer dan een jaar na verschijnen laten liggen. Dat was dom.
'Je las liever staand in een boekhandel dan zittend in een bibliotheek. Je wilde de literatuur van vandaag ontdekken, niet die van gisteren. Aan de bibliotheek het verleden, aan de boekhandel het heden. Toch had je meer belangstelling voor dode dan voor hedendaagse schrijvers. Je las vooral wat je 'levende doden' noemde: overleden auteurs die nog steeds worden gepubliceerd. Als het erop aankwam kennis van gisteren vandaag te actualiseren vertrouwde je op de uitgevers. Je geloofde niet zo in de wonderbaarlijke ontdekking van vergeten schrijvers. Volgens jou werd mettertijd het koren van het kaf gescheiden en kon je beter auteurs van vroeger lezen die nu worden uitgegeven dan auteurs van nu die morgen vergeten zijn.'
Édouard Levé, Zelfmoord (2021 [2008];p. 14-15), vertaald uit het Frans (suicide) door Katrien Vandenberghe