‘Zwijgen; naar ze kijken; en precies in het midden van de
ziekte van haar grootmoeder rechtop gaan staan en een enorm gat maken,
ontsnappen en tegen de gehavende muren slaan en schreeuwend tussen de huizen
door rennen die gehurkt langs de straten stonden, wegvluchten en over de voeten
van de conciërges heen stappen die op de drempels van hun deuren zaten om een
frisse neus te halen, rennen met een vertrokken mond, onsamenhangende dingen
roepen terwijl de conciërges opkeken van hun breiwerk, terwijl hun mannen de
krant op hun knieën lieten zakken en hun blik op haar rug vestigden, totdat ze
de hoek om was.’
Nathalie Sarraute, Tropismen (2021 [1957]; p.104), vertaling: Kiki Coumans.
De ongeëmancipeerde, mono-culturele wereld waarover Sarrautes 24 fragmenten handelen en waarin ze werden geschreven, is de onze niet meer. Maar de poëtische, licht weerbarstige teksten – tropismen - zijn genietbaarder, moderner dan het gros van de hedendaagse literatuur. Sarraute doet wat, bijvoorbeeld, Judith Hermann in haar commerciële, goedkope verhalen nalaat: ruimte scheppen, intrigeren.
Het literaire modernisme is nog lang niet klaar met ons.
Lees hierover vooral ook: Margot Dijkgraaf.