‘Op een nacht in het jaar nadat ik bijna was doodgegaan,
weer een telefoontje. Haar stem weergalmde door het duister rondom me: ‘Het is
zover. Ik heb het gedaan.’ Ik zat op de bank te lezen en was verrast geweest
toen ik haar nummer zag verschijnen. Ze sprak snel, buiten adem, met de
opwinding van een tienermeisje. Ze was mijn moeder, maar opeens was ze jonger
dan ik.
Ik begreep meteen
waar ze het over had en antwoordde, al even opgewonden: ‘Vertel! Hoe is het
gegaan?’ Ze hield haar adem in: ‘Zoals gewoonlijk kwam hij niet naar huis
terug, je kent hem. Goed. Hij was weg sinds ik weet niet hoe laat en ik had
eten gemaakt, ik zat te wachten. Maar ineens zei ik tegen mezelf: Het is
afgelopen. Ik wacht niet meer. Ik zal nooit meer op hem wachten. Ik ben het
wachten moe.’'
Édouard Louis, Strijd
en metamorfose van een vrouw (2021; p.73-74), Vertaald uit het Frans (Combats et métamorphoses d’une femme)
door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre.
Net zo fraai als het
boekje dat Louis eerder over zijn vader schreef.