‘GOOCHELEN IN DE HEMEL
Dus uiteindelijk was er niets.
Het werd in niets gestopt.
Er werd niets aan toegevoegd
En om te bewijzen dat het niet bestond
Platgedrukt als niets op niets.
Fijngehakt met een niets
Geschud in een niets
Volledig binnenstebuiten gekeerd
En uitgestrooid over niets –
Zodat iedereen kon zien dat het niets was
En dat er niets mee gedaan kon worden
En dus liet men het vallen. Aanhoudend applaus in de Hemel.
Het raakte de grond en brak open –
Daar lag Kraai, cataleptisch.’
Ted Hughes, Kraai, Uit het Leven en de Liederen van de Kraai (2020;p.103), vertaald uit het Engels [Crow. From the Life and Songs of the Crow (1970, 1972)] door Daan Doesborgh.
De protagonist van Kraai, Kraai, lacht veel, aanvankelijk, dat verlicht echter niks, integendeel, het schrijnt. Kraai is een loodzware bundel over dood, duisternis en betekenisloosheid. En over liefde, ook. De tientallen gedichten zijn zo natuurlijk vertaald dat het vaak net is of je oorspronkelijke, Nederlandse poëzie leest, terwijl je op de linkerpagina toch de nuances van het Engelse origineel kunt bestuderen.
Kraai: fraai.