Outline (2014), Transit (2017) en Kudos
(2018) vond ik – hoewel de trilogie van mij gerust een tweeluik had mogen blijven
en de romans niet zo vernieuwend bleken als was voorgespiegeld door de kritiek
(de volledigheid gebiedt me bij wijze van nuance te noteren dat beroepslezers
vanuit een perspectief kijken dat heel veel middelmatigheid moet meewegen) –
lekkere boeken. The outline
trilogy lijkt me voor doorsnee lezers wel beperkt van thematiek: de boeken
gaan zo sterk over vertellen en het schrijverschap dat ik me eigenlijk niet
kan voorstellen dat niet-schrijvers er plezier aan beleven. Maar misschien zijn
schrijvers zo’n beetje de laatst overgebleven lezers.
Hoe dan ook, anyway, whatever… De kwaliteit van de trilogie
was reden genoeg me aan een bundeling van Cusks essays te zetten. Dat bleek een
waste of time. Coventry behandelt First
World Problems in een tweederangs stijl. Bovendien blijkt de Cusk die
opdoemt uit de ‘persoonlijke’ essays een gefrustreerde, geprivilegieerde,
materialistische, onverdraagzame, kleingeestige zeurneus. Moet ik haar
frustraties verdragen omdat zij er zelf klaarblijkelijk onvoldoende in is
geslaagd de slechte relatie met haar ouders, haar katholieke opvoeding, haar
scheiding, haar moederschap te verwerken? Huur daar lekker een therapeut
voor…
Coventry is geen essaybundel, maar een verzameling teksten die allemaal al eens ergens anders zijn gepubliceerd; een reisverslag, kunstcatalogusjournalistiek, reclamewerk, gelegenheidsproducten. Het zijn duffe, schoolse stukken - essays voor ouden van geest. We moeten allemaal onze rekeningen betalen, maar verzin daarvoor iets creatievers dan het exploiteren van verspreid werk.
Ik heb mijn bordje braaf leeggegeten.
Redenen waarom je af en toe opleeft en blijft lezen: ironie, understatement en flitsen slapstick. Een voorbeeld van dat laatste:
‘Pasgeleden stond ik in de file toen ik een oudere en goedverzorgde man woest in zijn stoel zag spartelen, met maaiende armen en een van woede vertrokken gezicht, terwijl hij naar andere bestuurders dingen schreeuwde die door het glas heen niet te horen waren.’
Rachel Cusk, Coventry, (2019;p.25), vertaald uit het Brexits door Jeske van der Velden en Caroline Meijer.
Nog een voorbeeld:
‘In diezelfde stad [Oxford, MK] kwam ik ooit in de kerstperiode op bezoek bij een gezin waar de vrouw zo onder druk stond door de constante inbreuken van mensen op de smetteloze woonomgeving die ze nastreefde dat toen er iemand per ongeluk een paar naalden los stootte van de boom, we moesten blijven zitten met onze benen in de lucht tot ze ze op had gestofzuigd.’ (Ibid., p.85)
Bij het overtikken vind ik ook deze zinnetjes eigenlijk tamelijk mager…
Waarom, edelachtbare, zou je de essays van Cusk lezen als die van Zadie Smith voorhanden zijn?