A prose that is alltogether alive - Djuna Barnes' Nightwood (1936)

Een paar maanden geleden schreef Marjolijn Februari op haar blog een stukje over Nightwood (1936) van Djuna Barnes (1892-1982), een auteur die ik alleen van naam kende (Barnes). M.F. noemt Nightwood 'een van de grote meesterwerken van de twintigste eeuw, dat door vrijwel niemand wordt gelezen'. Ik raakte nieuwsgierig naar de roman en toen ik die een paar dagen later tegenkwam bij een antiquariaat op de Voorstraat nam ik hem meteen mede.

Voordat ik mij het boek verschafte had ik het fijne voorwoord/de inleiding van T.S. Eliot al gelezen op internet. Hoewel ik in de regel vind dat je boe-ken beter kunt uitgeven zonder aanbevelingen of exegeses van Beroemd-heden of andere Auto-riteitsfiguren - zelf word ik daar althans altijd een beetje hartstikke super-obstinaat van: ‘Je staat GVD in z’n licht, Cees’ -, is dit een snedig en boeiend voorwoord. Deze passage bevalt mij bij uitstek:

Most contemporary novels are not really ‘written’. They obtain what reality they have largely from an accurate rendering of the noises that human beings currently make in their daily simple needs of communication; and what part of a novel is not com-posed of these noises consists of a prose which is no more alive than that of a competent newspaper writer or government official. A prose that is alltogether alive demands something of the reader that the ordinary novel-reader is not prepared to give.

Ik las Nightwood afgelopen zomer en beveel het sindsdien selectief aan. Vooral aan de compositie denk ik vaak 'tevreden spinnend' terug. Een groot publiek zal Nightwood nooit krijgen, daar is het te goed voor, maar misschien is het wel wat voor jou.

De posting van Marjolijn Februari vind je hier.

Ook leuk: Dansen met Djuna.

De foto van Djuna Barnes (rechts) en Solita Solano (Solita, light of my life, fire of my loins. My sin, my soul. So-lee-ta) vond ik op de Modern Lit Book Club.