Zelfs in de trein hoor je mensen erover dat het zo heerlijk is dat de gierzwaluwen alweer weken rondvliegen. Hun kleine kopjes barstensvol herinneringen aan Afrika. Ik vind dat geskriep (‘gegier’) een prachtig geluid; het verleidt je ook om steeds even op te kijken van je boek of beeldscherm en minutenlang te turen naar de volslagen onvoorspelbare bochten en duikelingen die zwaluwen maken – boomerangs die niet meer weten waar ze ook alweer vandaan komen.
‘Terug, terug!…’
‘Maar ik weet niet meer waar ik vandaan kom! Wie heeft me gegooid?’
‘Die dikke bij die koelbox!’
‘Het hele park staat vol dikzakken met koelboxen.’
‘Die met die rode sweater!’
‘Bij die jongetjes met uitslag?’
‘Ja, die! Snel!’
‘Ja, shit, bedankt, man, ik ga naar beneden!’
‘Ik ook… tot later!’
‘Tot later! Was goed je te spreken!’
‘Ja, vond ik ook, vond ik ook!’
‘Bye!’
‘Bye, bye!’