In de supermarkt

'Zie jij wat ik zie?'
'Een supermarktstukje.'
'Wel, wel, wel... eens kijken of ie dat ook kan.'
'Ja... begin maar!'

Niet rennen in de winkel

Terwijl het balkje dat de boodschappen van mijn voorgangster scheidde van de mijne alweer in de slede was geschoven, bedacht ik me dat ik nog een pak vla wilde kopen. Het eerste barcodebliepje van mijn vracht klonk al. Ik haastte me richting de schappen met zuivel. Ik spurtte langs de koekjes, langs pakken waspoeder en toen ik het rek met kruidenpotjes passeerde, zag ik de mevrouw van de kaas vanuit de verte 'effe dimmen' bewegingen maken. Ze riep: 'Jongeman! NIET RENNEN in de winkel.' Grijnzend liep ik even later terug naar rolband en kassa. Niet alleen omdat de kaasvrouw de grappigste opmerking van de dag had gemaakt. Maar ook vanwege dat jongeman natuurlijk.


‘En? Wat vind je?’
‘Flauw. Overbodig. Als ie tijdens het rennen nou op z’n snufferd was gegaan, dan had het nog leuk kunnen worden.’
‘Ja.’
‘Maar nu is het niks.’
‘Nee, nu is het niks.’
‘Minder dan niks.’
‘Nóg minder.’
‘Ha, ha.’
‘Ha, ha, ha, ha.’
‘Hé, weet je waar wij me opeens aan doen denken?’
‘Nou?’
‘Aan die twee oude mannetjes op het Muppetbalkon.’
‘Inderdaad, haha. Nou je het zegt, haha!’
‘Ha, ha!’
‘Ha, ha, ha, ha!’