De dames schuin voor mij namen de week door. Ik hield afstand, maar over het water dragen stemmen ver en de schoolslag overstemt weinig. De ene vrouw vertelde dat ze het weekeinde lekker thuis was gebleven, Netflixen met de kinderen. De andere was een weekeinde met een vriendin naar Barcelona geweest. Ze zei: 'Voor de mannen had ik een grote pan soep op ’t fornuis gezet. Krijg ik 's avonds een appje: hoe werkt inductie? Ik heb niet geantwoord. Ik dacht: dat zoeken ze zelf maar uit. Mannen zijn toch zo technisch? Niks meer gehoord, dus ik denk: ze hebben ’t zelf uitgevogeld. Kom ik thuis: pizzadozen op de salontafel, aanrecht vol patatbakjes. En m’n pan soep nog gewoon op z’n plek. Die ging dus zo 't riool in.'
Haar toon hield het midden tussen
geamuseerd en verwijtend. Moest ik de zwemster kapitelen? Hoe kan ’t dat je
man en zoons niet weten hoe ’t fornuis werkt? Koken ze nooit? Ik had het ook
voor de mannen kunnen opnemen: ze kregen geen antwoord, dus bleven ze met hun
tengels netjes overal vanaf. Of: misschien is die soep van jou totaal niet
te vreten.
Maar ik kende de dames niet. Ik kende hun gezinnen niet. Ik mengde me nergens in. Ik had alleen even meegeleefd.
---
Eerder: morgen spelen wij verder (2011).