Grijze gewaden

Een vrijwilligster van het Centraal Museum – geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1943 – vertelde dat ze als kind vaak op het door kerk, museum en dolhuis omsloten Nicolaïplein speelde. Terwijl ze met vriendjes en vriendinnetjes onder de platanen rende of met steentjes en glas op zijmuurtjes van de kerk tekende, kon ze de gekken die aan de overkant van de straat woonden op de ramen horen bonzen. Na afloop van de lezingen – iedereen had een glas vast, de muziek van Klankstaal stroomde vanaf het balkon de kapel in - sprak ik de mevrouw nog even. Ze vertelde dat de geesteszieken altijd grijze gewaden droegen, gestichtkleding. ‘Ik wilde het niet vertellen tijdens het officiële gedeelte,’ zei ze. ‘Maar er was één gek en die trok vaak zijn gewaad omhoog als we langskwamen. Die vonden we het engst.’ Haar ongenoegen leek niet absoluut.

Het tegenshot dat ik sinds de lezing mijn hoofd niet meer uitkrijg: het uitzicht van de opgesloten wanhopigen op al die vrij spelende kinderen. Loop nooit meer langs het Nicolaïkerkhof zonder zacht gebons te horen.