Oom Roeka

In het derde hoofdstuk van Geheugen, spreek (1947) haalt Nabokov herinneringen op aan zijn oom Roeka, een broer van zijn moeder, die in 1916 in Parijs is overleden aan een aanval van angina pectoris. Nabokov vertelt hoe zijn oom bij een bezoek aan het familielandgoed ooit opging in teruggevonden, Franse kinderboeken waar hij (oom Roeka) in zijn jeugd zo dol op was geweest:

‘Ik zie weer mijn leskamer op Vyra, de blauwe rozen van het behang, het open raam. De weerspiegeling ervan vult de ovale spiegel boven de leren bank waar mijn oom zich zit te verlustigen boven een stukgelezen boek. Een gevoel van geborgenheid, van welbehagen, van zomerwarmte doortrekt mijn herinnering. De spiegel vloeit over van helderheid; een hommel is de kamer binnengekomen en botst tegen het plafond. Alles is zoals het hoort te zijn, niets zal ooit veranderen, niemand zal ooit doodgaan.’

Vladimir Nabokov, Geheugen, spreek, uit het Engels vertaald door Rien Verhoef.