Slimani, de Vroedt: binnen de lijntjes

The Nation begint met de verdwijning van een kind, Met zachte hand opent met de moord, door hun nanny, op twee kinderen*. De makers van beide werkstukken lijken bewust te concurreren met commerciële media. Ze gebruiken de wetten van het entertainment (Netflix, televisieseries, thrillers en andere commercial fiction) om de aandacht van hun publiek vast te houden. Maar waarom? Wie, behalve de boekhouder, of wat is daarbij gebaat? Eric de Vroedt’s The Nation bezorgde me een aardige avond, Leïla Slimani hield me een paar uur in spanning, toch voelde ik me per saldo tekortgedaan door hun werken. Ze maakten mijn wereld klein, overzichtelijk, conventionee1, conformistisch. Ik had mijn tijd liever besteed aan toneel of literatuur die gevestigde vormen en ideeën contesteert.

Slimani’s protagonist, nanny Louise, is een freak, een pop waarmee de lezer schrik wordt aangejaagd. De plot van Met zachte hand doet denken aan die van films van Michael Haneke – een cineast die er evenmin voor terugdeinst naar formulewerk te hinten om zijn publiek een beetje te laten griezelen. En de auteur weet natuurlijk naar welke traditie zij zich voegt*. Nadat Louise het karkas van een kip op tafel heeft laten staan, praat de geschrokken moeder, Myriam, daarover met haar man, Paul: ‘Hij vindt dat ze de boel dramatiseert. Hij lacht om het slechte griezelfilmscenario.’

Bekennen is sportief, je zonden was je er echter niet mee weg.

Noten

*Nell Zink beweerde in VPRO Boeken (14/01/18) dat Slimani de lezer een boek lang in spanning houdt over het lot van één van de twee kinderen. In mijn exemplaar niet. Aan het einde van het allereerste hoofdstuk staat: ‘Adam is dood. Mila gaat het niet redden.’ De kindermoord dient om de aandacht te vangen – de vraag die de lezer het boek door stuwt: wat heeft de nanny bewogen?

* Als Slimani, die soepel construeert, economisch formuleert, vloeiend van perspectief wisselt, minder in beslag was genomen door het stangen van haar publiek, en een minder deviante protagonist/ sensationeel plot had gekozen, had dat, blijkens een passage als deze, een subtiele roman opgeleverd, ontroerend in plaats van opwindend, over de nanny’s van Parijs:

‘Rond de glijbaan en de zandbak zijn klanken hoorbaar uit het Baoulé, het Dioula, het Arabisch en het Hindi, er worden lieve woordjes gezegd in het Filipijns en het Russisch. Verre talen overal vandaan beïnvloeden het gebabbel van de kinderen, die er flarden van opsteken en door hun opgetogen ouders worden aangemoedigd om ze te herhalen. ‘Hij spreekt Arabisch, echt waar, hoor maar.’ Daarna, met het verstrijken der jaren, vergeten de kinderen het en terwijl het gezicht en de stem van de oppas die nu weg is vervagen, herinnert niemand in huis zich meer hoe je in het Lingala ‘mama’ zegt of wat de namen waren van de exotische gerechten die de lieve nanny bereidde. ‘Die vleesragout, hoe noemde ze die ook alweer?’ 

Een zachte hand [ Chanson douce (2016)] (2017) is vertaald door Gertrud Maes.