Vrijdag. De hele ochtend zoet om een regenpijpgrijs stuk kunststof, dat de vorige eigenaar ooit, jaren geleden, als een soort plint heeft vastgespijkerd onder een overbodige, extra afrastering van paaltjes en kippengaas áchter de ligusterhaag, weg te breken. Schuchter zonnetje erbij. Toen het sloopwerk klaar was – en nu egels vrije toegang hebben tot de tuin (voor de gezelligheid natuurlijk, maar ook om zich nuttig te maken als slakkenvreters (woordspeling van de eeuw: Escar-Go!)) – ging ik naar de dichtstbijzijnde viswinkel om een bord kabeljauw te eten. Mooi man.
‘Ik begrijp dit soort stukjes nooit zo goed.’
‘Wat begrijp je er niet aan?’
‘Ik weet niet… ik denk altijd dat er iets áchter zit... dat je met ‘afrastering’ iets anders bedoelt dan wat er staat. Of dat 'een bord kabeljauw' iets heel geheimzinnigs betekent... iets anders dan een bord kabeljauw in ieder geval. Maar misschien zoek ik er teveel achter.’
‘Wat zou het moeten betekenen dan?'
'Weet ik niet.'
'...'
'Maar misschien zoek ik er dus teveel achter.'
‘Ja. Nou. Eerlijk gezegd weet ik, op mijn beurt, niet zo goed wat je met dit soort commentaar beoogt… bedoel je je vragen echt als vragen of zit er achter je vragen iets waar ik de vinger niet op kan leggen?’
‘Nee, ik bedoel mijn vragen echt gewoon als vragen.’
‘Nou, fijn... dit soort 'postjes' zijn ook echt gewoon 'postjes'... onschuldige tussendoorteksten… goedbedoelde rooksignalen.’
‘Rooksignalen? Wat bedoel je daar nou weer mee?’