Bessie Glass: Die vroegere radiodagen


‘Ik weet gewoon niet meer, wat er met jullie kinderen gebeurd is,’ zei mevrouw Glass vaag en zonder zich om te draaien. Zij bleef bij een van de handdoekenrekken staan en hing een waslapje recht. ‘In die vroegere radiodagen, toen jullie allemaal klein waren en zo, waren jullie allemaal zo – levendig en blij en – gewoon aardig. ’s Morgens, ’s middags en ’s avonds.’ Zij boog zich voorover en raapte van de tegelvloer iets op, dat op een lange, geheimzinnige, menselijke haar leek. Zij maakte er een kleine omweg mee naar de afvalemmer en zei: ‘Ik weet niet wat het voor nut heeft zoveel te weten en zo scherp te zijn als een scheermes en zo, als het je niet gelukkig maakt.’ Haar rug was naar Zooey gekeerd, toen zij opnieuw naar de deur liep. ‘Jullie waren toen,’ zei zij, ‘tenminste allemaal zo lief en aardig tegen elkaar, dat het een lust was om te zien.’ Zij opende de deur en schudde haar hoofd. ‘Gewoon een lust,’ zei zij vastberaden, en sloot de deur achter zich.
Terwijl hij naar de gesloten deur keek, ademde Zooey diep in en langzaam uit. ‘Het effect van een slotregel ken je wel, meid!’ riep hij haar na – maar niet eerder dan nadat hij er zeker van moest zijn geweest, dat zijn stem voor haar achter in de gang niet hoorbaar was.

J.D. Salinger, Franny en Zooey (Franny and Zooey, 1961), vertaald uit het Engels door Koos Schuur, De Bezige Bij (1963; p.131).