Tamme kastanjes

Zonder jas, maar met een sjaal om, loopt ze de tuin in. Haar moeder zit met drie kleinkinderen gehurkt in het gras onder de tamme kastanjebomen. Ze verzamelen gevallen kastanjes en doen die in een gele plastic emmer. Als ze hen tot een meter of tien is genaderd kijken haar nichtjes en haar zoontje alledrie tegelijk op. ‘Kom je helpen?,’ zegt haar oudste nichtje, ‘we zoeken kastanjes.’

Ze zou de scène het liefst herschrijven, zoals ze van de meeste momenten uit haar leven wel een nieuwe take zou willen maken.

Ze geeft haar man een kus en loopt, zonder jas, maar met een sjaal om, de tuin in. Haar moeder kruipt met drie kleinkinderen door het gras onder de tamme kastanjebomen. Ze verzamelen kastanjes en doen die in een rode plastic emmer. ‘Kom je helpen?,’ zegt haar oudste nichtje, ‘we zoeken rapen kastanjes.’ Ze hurkt bij de anderen en probeert de kastanjes te pakken zonder zich aan de bolsters te steken – even later komen haar man en haar andere zoon ook de tuin in.

Maar ze heeft geleerd onvolmaaktheid te aanvaarden. Bovendien heeft ze, bij wijze van aansporing, een kastanje naar haar hoofd gekregen.