‘Ik ben uw Sheherazade’ – Dans la maison (2012)

Film: Dans la maison (DLM, 2012).
Regie: Francois Ozon.

Verhaal: een schooljongen, Claude, schrijft voyeuristische opstellen over het privéleven van een vriend die hij bijles geeft. Zijn docent Frans, Germain, moedigt hem aan te blijven schrijven. Er komen brokjes van. Onder het vergrootglas van een schrijver of filmmaker is ieder leven een puinhoop – terwijl het verbergen en vergeten van die waarheid het streven van ieder bourgeoisgezin is.

‘Alwéér een film over en voor de Franse bourgeoisie… is dat niet een beetje teveel eer?’
‘Je hebt gelijk. Zal ik het hierbij laten?’
Nee, nee… schrijf alsjeblieft verder… het gaat me helemaal niet om het onderwerp… jij bent zo slim en zo oorspronkelijk dat alles wat je geest aanraakt in intellectueel goud verandert… ’
‘Meen je dat? Of probeer je me in bed te lullen?’
‘Nee, nee, ik meen het.’
‘…’
‘Maar ik begrijp inmiddels ook wel dat de middenklasse geen lessen trekt, nooit, uit kritiek omdat ze zich ervoor afsluit. Epateren is hooguit amuseren.’
‘Dat gezegd hebbende…’

Strekking van DLM: lezers/filmkijkers zijn junks, schrijvers en cineasten zijn dealers.

En (strekking 2): ieder gezin is een onbegrijpelijk universum.

De namen van: Schopenhauer, Dostojevski, Freud, La Fontaine, Flaubert, Tolstoj en vele andere schrijvers en denkers komen voorbij. Het mag niet baten. De school waar de film, deels, is gesitueerd heet het (le) Lycée Gustave Flaubert, het scenario is een gedeeltelijke, (f)lauwe hervertelling van Madame Bovary (1856).

Ik ben mainstream genoeg om geboeid te worden door de fascinatie van een middelbare scholier met schrijfambities voor een redelijk mooie vrouw uit de middenklasse (jurken, wollen vestjes, gelakte nagels, oorbellen, geblondeerd haar). Maar je bent me kwijt als die vrouw geen andere interesses heeft dan haar gezin en woontijdschriften.

Visueel plusje: het beeldraster aan het begin (een soort smoelenboek) wordt gespiegeld door een beeldraster aan het einde van de film (een poppenkastachtige, opengewerkt appartementengebouw) – daarmee is de enige visuele asset van DLM genoemd.

Triviaal plusje: voor kenners van Ozon’s werk valt er een leuk knipoogje naar Le temps qui reste (2005) als Germain na een opstelpassage over een röntgenfoto verontwaardigd zegt (tegen Claude): ‘je komt toch niet aanzetten met kanker?’

Komisch plusje: Germain wordt buiten westen geslagen door zijn vrouw, als hij haar aanvalt omdat hij haar verdenkt van overspel, met een exemplaar van Louis-Ferdinand Céline's Voyage au bout de la nuit (1932).

Met wat goede (kwade) wil zou je kunnen beweren dat Ozon met DLM iets over ‘het gezinsleven’ wil zeggen. Het gezin is een bolwerk van domheid, hypocrisie en middelmatigheid. Een gevangenis voor wie er deel van uitmaakt en een sekte of fascistische staat voor de buitenstaander die probeert het te doorgronden. Het middenklassegezin wordt bij elkaar gehouden door angst voor armoede/gehechtheid aan status en comfort. Maar misschien geldt dat alleen voor het gezin dat we in DLM te zien krijgen - en dan ook nog goeddeels door de schrijversogen van Claude.

Stelling: Als iemand je in een gesprek vertelt dat hij of zij niet in de ziel gelooft, dan is dat geen probleem, lastiger is het wanneer je tijdens de conversatie de indruk krijgt met een zielloos persoon te spreken.

‘Hè?’
‘Prima dat Ozon middelmatigheid als onderwerp kiest, maar wat heb ik aan een middelmatige film? Ik heb me bijna twee uur kapot verveeld.’

DLM is kinderachtig, saai, gecultiveerd onnozel. Ik had me een tijdje geleden voorgenomen om bij het bespreken van Franse films het woord ‘kluchtig’ te vermijden, maar daar heb je het weer: DLM is banaal en kluchtig.

Wat me vooral ergert aan DLM is dat de film te tam is om je lekker aan te kunnen ergeren. Je zit de avond gewoon uit en aan het einde wacht je tot de zuster je broek komt verschonen (DLM richt zich primair op een 80+ publiek ).

Ik zag DLM in ’t Hoogt. Er werden na afloop nog net geen flyers voor wijncursussen uitgedeeld, maar ’t scheelde godverdomme weinig. Wat een grijze koppen! Wat een brilletjes! Wat een mannen in donkerblauwe jasjes! Ik heb niks tegen oude mensen – sommigen van mijn beste vrienden zijn oude mensen – maar je moet het wel doseren, je moet er geen hele filmhuiszaal mee vullen.

‘Stonk het in het zaaltje?’
‘Niet doorslaan.’


Ozon deelt ook… hoe noemen hersendode mensen dat ook alweer?...

‘Speldenprikjes?’
‘Speldenprikjes!’

… deelt ook speldenprikjes uit aan schrijfschoolprozaisten. Maar dat maakt de film nog niet de moeite waard voor mensen met serieuze schrijfambities. Zoals een weinig subtiel spel met ‘fictie’ en ‘realiteit’ DLM ook niet interessant maakt voor liefhebbers van complexe, al dan niet postmoderne, vertellingen.

Eindoordeel: licht, luchtig, leeg, laf. Overbodige shit, eigenlijk. Één met het gezicht van een dictator uitgevoerde opblaaspop (1/5). DLM is niet zo teleurstellend als Potiche (2010), maar het scheelt weinig. Ozon begint de etaleur onder de cineasten te worden.

À suivre?’
‘Liever niet.’

Alternatief: in de literatuur zijn we sinds Flaubert weer een heel stuk opgeschoten, maar Madame Bovary (1856) blijft een aardig boek.

'Dat jaartal van Bovary noemde je hierboven ook al.'
'Herhaling is de moeder van de wetenschap.'

‘Hoe oud ben jij zelf eigenlijk?’
‘39’
‘Zou je niet zeggen.’
‘Dankjewel?’


Soundtrack: The wilds don’t lie.

Verwant: Potiche (2010).

Affiche Dans la maison: Pariscine.