Mist

'Hé, kijk!'
'Waar?'
'Daar!'
'O, hé... wat is 't? Een pony?'
'Op twee benen?'
'Een mens!'
'Denk het ook.'
'Maar dan wel één met een paardenstaart.'
'Nou paardenstaart, daar versta ik wel iets anders onder hoor.'
'Wat houdt ie nou voor z'n gezicht?'
'Een rekenmachine. Of nee, nee: ik zie 't al. Het is die gozer die altijd foto's loopt te maken, het is een camera.'
'Dus?'
'Gewoon zo blijven staan, glimlachen, dan is ie zo weer weg.'
'Denk je dat ie biscuitjes bij zich heeft?'
'Ruik jij vanille?'
'Misschien heeft ie ze heel goed verpakt.'