The Great Dutch Novel (V)

Na afloop van de presentatie (van Alles kan kapot) gingen Daniël en ik nog wat drinken in Café Broers (mijn vriendin was er ook bij, maar ze wil niet dat ik op dit blog over haar schrijf (ze heeft sowieso haar bedenkingen bij dat hele bloggen (maar dat terzijde))). We hadden het, onder veel meer, over de toekomst van de literatuur. En we brandden allebei (alledrie) onze tong aan de bitterballen die als dat gepaneerde buitenkantje is afgekoeld vanbinnen nog loeiheet zijn - net als de aardbol (niet dat die een gepaneerde buitenkant heeft bedoel ik, maar dat het hart nog gloeiendvloeiend is en dan niet van de ragout, maar van de magma). Het stukje dat ik hier de volgende ochtend plaatste onder de titel The Great Dutch Novel was een knipoog naar een essay met dezelfde titel dat nog ter sprake kwam - en dat ik maandag ook nog aanhaalde in het gesprek met Jeroen van Kan - en dat Daniël in 2003 publiceerde in Yang en in 2005 opnam in zijn bundel Bunzing en dat als volgt eindigt:

'In een essay over de crisis van de roman constateerde Walter Benjamin in 1930 dat romanciers zich altijd heel bewust hebben afgezonderd van de gemeenschap en het volk. Het genre van de literaire roman zou voortkomen uit het eenzame individu dat zich geen raad meer weet en ook geen raad meer geven kan. Benjamin schreef: `Die Geburtskammer des Romans ist das Individuum in seiner Einsamkeit, das sich über seine wichtigsten Anliegen nicht mehr exemplarisch aussprechen kann, selbst unberaten ist und keinem Rat geben kann.´Een artistiek antwoord op deze crisis van de roman zag Benjamin belichaamd in Berlin Alexanderplatz van de geëngageerde arts Alfred Döblin, die bij het schrijven van zijn grote roman vooral beïnvloed werd door Dos Passos´ Manhattan Transfer. Döblin zou de traditionele roman hebben laten exploderen, stelde Benjamin, door op voorbeeldige wijze de nieuwste montagetechnieken in zijn boek op te nemen. Slechts door deze explosie, door de toestroom van verschillende niet-literaire genres zoals de reclame, volksliedjes en de riooljournalistiek, zou Döblin over onverhoopte epische mogelijkheden hebben beschikt, zou hij in staat zijn geweest een verhaal te vertellen over en aan de Berlijnse gemeenschap op het moment dat die dreigde te versplinteren onder het nationaal-socialisme. Misschien is het wachten in de Nederlandse letteren op een dergelijke explosie. Een explosie die de manier waarop we de werkelijkheid plegen waar te nemen en vast te leggen aan gruzelementen blaast. Pas als de muur van hardgebakken taal die ons scheidt van de buitenwereld op kunstige wijze ondermijnd wordt, bestaat er een kans op een grote Nederlandse sociale roman.'

Er is misschien nog geen Nederlandse roman die helemaal voldoet aan het programma van eisen dat Daniël in zijn artikel opstelde, en als ik hem donderdag goed begreep, denkt hij inmiddels ook alweer iets anders over wat The Great Dutch Novel zou kunnen of moeten zijn of doen dan vijf, zes jaar geleden, maar het is stimulerend om over zo'n Great Dutch Novel te fantaseren en theoretiseren - alleen het veramerikaansen van De Grote Nederlandse Roman tot TGDN suggereert bijvoorbeeld al dat zo'n boek waarschijnlijk veel eerder internationaal georiënteerd zal zijn dan een grote Amerikaanse roman, omdat Nederland nu eenmaal veel meer lijnen naar andere landen en culturen heeft lopen. Misschien zou je groot bij ons ook eerder, of soms, thematisch moeten opvatten in plaats van als maatgevend voor het aantal pagina's, personages of verwikkelingen van een boek. En ook over het woord novel zou je kunnen debateren, want Jeroen Mettes komt met zijn N30 (The Great Dutch Poem) al veel dichter in de buurt van The Great Dutch Novel dan veel traditionele schrijvers van 'dikke romans'. Ik zou het wel interessant vinden als een literair tijdschrift een special zou wijden aan The Great Dutch Novel of als een curator schrijvers, literatuurwetenschappers en critici zou uitnodigen voor een debat over de vraag wat een Grote Roman is en wat The Great Dutch Novel.

Het lange citaat dat is opgenomen in de tekst hierboven komt uit Daniël Rovers' The Great Dutch Novel (een essay dat je terugvindt in Bunzing (2005; p.57/58)) - de versie die ik quote wijkt iets af van die (die) online te lezen is en waarnaar hierboven gelinkt wordt.

Foto: Menno Vermeulen bij de presentatie van AKK.