'Nee, nee, nee!,' riep Annabel vanaf de andere kant van de straat. Ik had haar van grote afstand herkend en haar naam nogal ordinair over de gracht geschreeuwd. Ze had net boodschappen gedaan. In haar ene hand droeg ze een plastic tas met levens-middelen, in de andere een pak wc-papier zo groot dat het wel een omgevallen flatgebouw leek.
'Wat?,' zei ik. 'Wat is er te nee, nee-en?' We waren naar elkaar toegelopen en tegenover elkaar blijven staan. Annabel droeg een mooi, zachtrood leren jasje, haar haar had ze opgestoken.
'Jij gaat niet opschrijven dat je mij hebt zien lopen met ZO'N PAK WC-PAPIER.'
'Waarom zou ik dat doen?'
'Dat weet je best.'
'Ik heb geen flauw idee.'
'Jawel! Jij vindt dat grappig. Een man of vrouw met heel veel wc papier vind jij grappig. Ik weet dat jij straks tik,tik,tik achter je computertje gaat zitten en dat je dan opschrijft dat je mij zag lopen en dan verzin je erbij dat er iemand in de poep gevallen was en dat ik die persoon dan helemaal ging schoonvegen met al dat papier.'
'Wat?! Is dat echt gebeurd?! Wanneer?'
'Martijn, je past op hè!?'
'Op welke dag is de opening van je solo ook alweer?'
'Aanstaande zaterdag. In Soest.'