We zaten in De Bakkerswinkel aan de Plompetorengracht (again!) en we praatten over authenticiteit. En over het spanningsveld tussen rauwe grondstof en stilering. De anderen konden de benadering van Piet Hein Eek beter verdedigen dan ik hem kon ondergraven. De bakkerij zit er al sinds de achttiende eeuw, maar de manier waarop Eek de ruimte heeft gemoderniseerd, of eigenlijk: tijdloos heeft gemaakt, is een klein wonder. Het is vooral knap dat hem dat in de kelder is gelukt. Iedereen voelt zich er op zijn gemak, het is er altijd druk en gezellig. Dat komt door de slimme manier waarop lampen het daglicht versterken, door het onbewerkt-bewerkte plafond en door de meubels van sloophout. Het serviesgoed is samengesteld uit verschillende, maar toch bij elkaar passende borden en kopjes. Op de tafels staan jampotten met bloemen erin die herinneringen oproepen aan moestuinen en zelfgeplukte veldboeketten. En ja: vorm is hier inhoud, want in de koffie, taarten en broodjes zit minstens zoveel liefde als in de ruimte waarin je die naar binnen werkt. Er sluipt vaak een kat rond in de kelder - haar vacht is wit en rood en ze heeft wratten in haar gezicht.
De term in de titel is van Jörg Heiser. Je vindt hem ook in een artikel van Nicoline Timmer: Schurende sprookjes, Tijd voor een nieuwe romantiek.