Storm

We dronken koffie in De Ysbreker. Ik at een stuk citroenmerengue – het schuim deed me denken aan de laatste stukken ijs die ik op de heenweg, vanuit de trein, in slootjes had zien liggen. Door de schemer wandelde ik terug naar het station, langs de Amstel. De wind begon mijn paraplu uit elkaar te trekken – het ding veranderde in een dol, steigerend paard. Ik tolde drie, vier rondjes om mijn as. Toen was de paraplu stuk. Door de regen rende ik in de richting van de oude populieren voor het Amstelstation. Nog een maand of twee en dan zie je de eerste boerenzwaluwen weer.