In plaats van bij de Groene Winkel, zoals vorige week, spraken Heleen en ik elkaar eergisteren bij De Bakkerswinkel. Eh, Heleen, weet je nog dat ik zei dat ik je iets grappigs wilde vertellen, maar dat we toen even afdwaalden en dat het me daarna niet meer te binnen wilde schieten? Nou, het was een anekdote over een bewakingscamera. Komt ie.
Den Haag stond vorige week vrijdag dus in het teken van Winternachten maar óók in het teken van rellen. Bij het Malieveld stonden van die donkerblauwe M.E.-busjes, ernaast paarden met M.E.-ers erop. Ze droegen van die witte Playmobilhelmpjes (de M.E.-ers, de paarden droegen niks (nou ja, M.E.-ers, maar geen hoofddeksel bedoel ik)). Ik dacht: fijn... de P.V.V. staat klaar om opruiende Winternachters tegen het plaveisel te tikken.
Ik at met Hagar Peeters, Gerbrand Bakker en Gustaaf Peek in het restaurant van het Mercure Hotel. Later raakte ik verwikkeld in een gesprek over Salman Rushdie en Richard Powers met een man die David Mitchell bleek te zijn. In zijn speech, later, kwam Powers' Generosity grappig genoeg nog ter sprake.
Ik hing een beetje rond. Buiten, bij de rokers, werd gediscussieerd over de betekenis van de uitdrukking Daar bolt me de broek van. Ik ging gauw weer naar binnen.
Back stage aan het tafeltje naast dat van mijnheer van Dis, gaf Hagar me een complimentje voor mijn courir avec moi T-shirt (dus iedereen moet de boeken van Hagar Peeters kopen!) en liet me de foto op het voorplat van haar nieuwe bundel zien (let op het hondje van haar grootouders dat met zijn kont naar de kijker staat). Die bundel heet 'Wasdom', maar Hagar 'Isslim', want ze doet zelfs een universitaire studie naast het opvoeden van zoon Abel en het dichten van gedichten, maar ik dwaal af. Hoewel, ook weer niet, want Hagar studeert Criminologie.
O,o,o,... nu wordt het spannend! Lees snel verder!
In het theater aan 't Spui was het erg gezellig. Er werd gedebatteerd en gesigneerd. Hier en daar verhief iemand zijn stem. Aan het einde van de avond liepen de zaaltjes leeg en de mensen vol.
De nacht eindigde in het Torenkamertje van het Novotel, Judith nam ons er mee naartoe, ik stipte het in een eerder verslagje al aan. Er was al een handjevol mensen in de ruimte. Op tafel wijn, water, fris, nootjes en kaaskoekjes (waarom noteer ik dit?!).
Achter de vitrage ontdekten we de schuifpui naar het dakterras. In de diepte een asfaltweg (voetgangers, taxi's), aan de overkant het Binnenhof. Jeroen stond er. Bart. Barbarba. Carolina. Judith kwam even kijken, Margreet, Chris, Pieter. En ik stond er ook. Het was koud, maar het uitzicht was fenomenaal (bakstenen Binnenhof, straatverlichting, dreigende hoogbouw in de verte).
Ik bood aan een aanloop te nemen en sprongsgewijs de donkere kloof naar het naastgelegen gebouw te overbruggen, maar er werd lauw gereageerd. Trujillo bood wel vijftig Euro als ik rechtstreeks naar beneden sprong. 'Oké,' zei ik, 'vooraf betalen.' 'Nee, achteraf.' 'Dikke lul.' 'Ha, ha.'
We spiedden de diepte in om te zien of er nog ergens activistische studentenhaarden smeulden die we konden aanwakkeren - want inmiddels begrepen we dat die M.E.-ers er 's middags voor (tegen dus) wilde proteststudenten hadden gestaan. Er waren zelfs klappen gevallen. Terwijl binnen over een betere wereld werd gesproken, was die buiten bevochten - misschien kan het een niet zonder het ander.
'Verdomme,' zei C. toen ze op de linkerhoek van de balustrade een grote bewakingscamera ontdekte. Ze greep de kast met twee handen vast en draaide het oog van de camera van de straat (Hofweg) naar de maan. 'Zo,' zei ze toen, 'tot zover Den Haag. Terug naar de studio.'
We zaten al lang weer binnen en we waren die camera al helemaal vergeten toen Big Brother Himself zich twintig minuten later in de Torenkamer kwam melden. Met twee assistenten. Hij zei: 'Ik wil u allen er graag op wijzen dat onze camera's automatisch bewegen en dus niet handmatig bijgestuurd hoeven te worden.'
Zo zei hij het echt. Grappig.
We speculeerden wat hij zou zeggen als hij iemand op heterdaad zou betrappen bij het neersteken van een derde: 'Ik wil u er graag op wijzen dat ons bestek uitsluitend gebruikt dient te worden als hulpmiddel bij het verorberen van een maaltijd.'
De rest van de nacht zaten we rustig te praten in fauteuils. Het salontafeltje was ons kampvuur.