‘Zelfs een appelboom kan wel honderd jaar oud worden, zodat de Cox die ik in 1936 geplant heb nog tot ver in de eenentwintigste eeuw vrucht kan dragen. Een eik of een beuk kan honderden jaren leven en voor duizenden, misschien zelfs tienduizenden mensen een lust voor het oog zijn voordat hij uiteindelijk tot timmerhout wordt verzaagd. Ik wil niet suggereren dat iemand al zijn verplichtingen tegenover de maatschappij kan inlossen met een persoonlijk plan voor herbebossing. Toch zou het misschien geen slecht idee zijn om iedere keer dat je iets antisociaals doet, daarvan een aantekening in je dagboek te maken en daarna, in het geschikte seizoen, een eikel in de grond te duwen.’
George Orwell, Een goed woordje voor de dominee van Bray (1946), vertaald uit het Engels door Olaf Brenninkmeijer, opgenomen in Waarom ik schrijf, verhalende essays (2020;p. 290-291).
De heldere, klassieke essays van George Orwell lezen zo makkelijk weg dat ze nauwelijks beklijven, althans: niet in mijn bewustzijn. Dit flard wist ik tijdig over te tikken… ternauwernood, nét voor de tekst weer was opgetrokken…