Onder de mensen die opgaan in Kunst zijn er die zich specialiseren in literatuur en onder die specialisten vind je kenners van theaterteksten en onder hén leggen sommigen zich toe op Elizabethaans theater waarbij enkelen zich dan weer bij uitstek richten op treurspelen van Shakespeare en een handjevol van die W.S.-tragediekenners vooral Hámlet bestuderen en onder die bestudeerders is er één die zich nader en uitputtend heeft verdiept in Nederlandse Hamlet vertalingen. Die ene is: Jan Willem Mathijssen.
Met hem zag ik gisteren de Hamlet van Oostpool.
Ik keek vooral uit naar het eerste toneel van het vijfde bedrijf, naar het moment waarop Hamlet en Horatio met een grafdelver in gesprek raken en de prins der Denen de kaalgevroten schedel van Yorick, de eertijdse nar, bekijkt en becommentarieert. 'Alas, poor Yorick! I knew him, Horatio: a fellow of infinite jest, of most excellent fancy.' In de Komrij vertaling vervolgt hij, kijkend naar de schedel: 'Waar zijn je snaaksheden nu, je bokkesprongen, je liedjes, je flitsen van vrolijkheid die de hele tafel in een stuip van het lachen brachten?'
Toch was het gisterenavond de beroemde ‘zijn of niet zijn’ alleenspraak die de meeste aandacht op zich wist te vestigen. Deze keer alleen niet door een gewaagde interpretatie of bewust onverstaanbare dictie, maar door een overrompelend staaltje publieksparticipatie.
Dit gebeurde er: hoofdrolspeler Sanne den Hartogh had net de eerste regels van zijn beladen alleenspraak afgewerkt of van het balkon klonken afschuwelijke kreten. Eerst gebrul en daarna een soort gerochel – alsof iemand een dolk in zijn borst gestoken had gekregen en nu kotsend in zijn eigen bloed lag te stikken. Als je denkt dat ik hyperboliseer: vraag het een van de honderden andere bezoekers.
Het was iedereen meteen duidelijk dat dit gebrul niet bij de voorstelling hoorde.
De zaallichten gingen aan. We bleven allemaal doodstil - behalve de eerdergenoemde bruller. Alle acteurs kwamen het toneel op en wierpen zorgelijke blikken richting balkon – een beetje zoals de spelers in het openluchttheater van het Amsterdamse bos verstijfd naar de hemel kijken wanneer er een vliegtuig laag overkomt. Niemand lachte, niemand maakte een grapje ('nederland schreeuwt om cultuur...'). Daar op het balkon was een soortgenoot in nood.
Er bleek een dokter in de zaal.
Even later stelde Maria Kraakman ons vanaf het toneel gerust: de brullende mijnheer was afgevoerd en overgedragen aan helende handen.
Hamlet kon zijn alleenspraak hervatten.
Na het slotapplaus zochten we een tafel in café Zindering. Zicht op het Lucasbolwerk. Buiten sneeuwde het nog. Het plantsoen voor de schouwburg leek wel een groot, wit vel papier. Volgens Jan Willem is de Hamlet vertaling die Erik Bindervoet & Robbert-Jan Henkes ooit maakten voor 't Barre Land voorlopig de beste die in Nederland is verschenen. Oostpool bewerkte de vertaling van Frank Albers en die paste goed bij hun snelle benadering.
Laatste ronde.
Tijd voor conclusies: Sanne den Hartogh had het knap gedaan, Hamlet vertolken – op sommige momenten leek hij wel een medium waardoor griezelig meerstemmige waanzin de zaal in stroomde. Toch kwamen we steeds grinnikend terug op ‘de balkonscène’. Behalve de Damschreeuwer uit Amsterdam is er nu ook de Balkonbruller van het Utrechtse Lucasbolwerk. Fellows of infinite jest.
Voorstelling: Hamlet door Toneelgroep Oostpool.
Regie: Marcus Azzini.
Eindoordeel: drie schedeltjes.
Bijzonderheden: je hoopt altijd dat een gezelschap een tekst optilt, hier was het Shakespeare die Oostpool verhief.