‘In de herfst zochten we naar beukennootjes en tamme kastanjes. Gewapend met plastic zakken speurden we door kruidig muf ruikend bos. Ik scharrelde gehurkt tussen de bomen door om de beukennootjes uit hun opengebarsten schil te halen. Ze zagen eruit als kleine bruine bloemen met puntige blaadjes. We aten ze geroosterd, als kleine harige pompoenpitten, voor de tv. Met de neuzen van onze schoenen duwden we vale rottende bladeren opzij waaronder felgroene harige bolletjes lagen. Met onze zolen drukten we ze open om bij de glanzend bruine kastanjes te komen zonder onze vingers te bezeren. Thuis droogden we de kastanjes op de gaskachel, waar ik tekeningen in had gekerfd. Waren ze eenmaal gedroogd, dan sneed mijn moeder de bruine mantels van de kastanjes met een scherp mes open en verwijderde de vliezen die zich in de nerven hadden genesteld. De kale gedroogde kastanjes gingen maanden mee. We vonden ze verbrokkeld terug in aromatische stoofpotten met blokjes buikspek en bonen. Ook zaten ze in winterse soepen waarin wortels, gedroogde bladgroentes, gojibessen en lotuszaden naast een stuk varkensbot dreven.’ Sun Li, De zoetzure smaak van dromen (2016; p.51-52).
De zoetzure smaak van dromen (DZSVD) is in compositorisch en stilistisch opzicht geen sterk boek, wel vertelt Sun Li een interessant en vaak aangrijpend verhaal – over haar familie, over de Chinese keuken en historie en over Nederland. DZSVD is een antwoord op het grote vraagteken dat boven al die wegkwijnende Chinese Restaurants in NL’se dorpen en steden hangt.
'Wat lees je nu?'
'Ik ben bezig met de laatste bladzijden van Jongens van glas van Pai Hsien-Yung.'
'Heb je dat boek van Pecoraro al gelezen?'
'Staat op m'n lijst.'