In de trein van Nijmegen naar Utrecht zat ik voor twee meisjes die het over jongens hadden. En over relaties. Één van de meisjes vertelde over haar vriendje, Tim. Hij was veel knapper dan zij. En dat maakte haar onzeker.
‘Hij kan krijgen wie hij wil, weet je.’
‘Maar jij hebt hem.’
‘Jawel, maar ik kan er totaal niet van genieten, want als we een filmpje doen of bij mij huiswerk maken ofzo, dan denk ik alleen maar: nu zijn we samen, maar hoelang zal het nog duren voor ik hem kwijt ben? Dat verpest alles. Het is eigenlijk superkut om zo’n knappe vriend te hebben.’
‘…’
‘Volgens mij vindt Evelien hem ook leuk.’
‘Anders moet je een vriend nemen die je niet zo gauw kwijtraakt.’
‘Zoals?’
‘Remco.’
‘Whaah!’
‘Ha,ha, Remco! Zie je het voor je?’
‘Remco! Als die al z’n puisten uitknijpt is ie meteen vijf kilo lichter.’
Ik moest lachen, verslikte me en hoestte even. Achter me werd het op slag stil. Tussen Arnhem en Utrecht fluisterden de meisjes alleen nog maar. Af en toe klonk er zacht gegiechel.