We ren-den langs bieten-velden en weilanden en door verkleur-ende ei- ken- en beuken-bosjes waarin hunebedden schuilgingen. Ik vertelde Lodewijk over mijn ideeën voor de Alles kan kapot-commercial. Iets met kaarslicht en een spinet.
‘Sorry,’ zei hij. ‘Zit je me nou in de zeik te nemen? Jouw ideeën zijn zo slecht en amateuristisch dat ik er echt kwaad van word. Sorry. Waar ben jij de afgelopen tien jaar geweest, man?’
Ik moest me inspannen om hem bij te kunnen houden, fysiek bedoel ik. Het mooie was dat de wolken tijdens het rennen almaar ijler werden – uiteindelijk brak zelfs de zon door. En het was net alsof dat door onze inspanning kwam, alsof wij de zon hadden opgetakeld. We rustten uit aan een wei en Lodewijk zei: 'Luister, dat script ga ik niet voor je schrijven, dat moet echt uit jezelf komen, maar ik kan je één advies geven en dat is: seks. Als je over je script nadenkt of over je personages of over de locatie, moet je je ideeën steeds toetsen aan dat ene woord: seks. Is het seks? Zit er voldoende seks in?’
'In de commercial bedoel je?'
'Ja.'
‘Denk je dat echt?’
‘Ja, tuurlijk.’
‘…’
‘Wil jij drie miljoen exemplaren van je roman verkopen?’
‘Nou… dat zou ik natuurlijk best leuk vinden.’
‘Seks.’
Wordt vervolgd…