Je fiets op slot zetten voor het politiebureau leek me onzinnig. Die ouwe Gazelle liet ik dus lekker met sleuteltje en al in het rek staan. In een keer liep ik naar de juiste balie.
‘Goedemorgen.’
‘Goedemorgen.’
‘Ik heb een paspoort gevonden.’
‘Laat u maar eens zien.’
‘Alstublieft.’
‘Dankuwel.’
‘Alstublieft.’
‘Ah, uit Amerika nog wel! Fijn, mede namens de eigenaar dank ik u hartelijk voor het vervullen van uw burgerplicht.’
‘Heel graag gedaan.’
‘Zo, nou, dan is het verder in orde zo.’
‘...’
‘U wilde nog iets vragen?’
‘Mijn eh, slagroomtaart, krijg ik die van u of – ’
‘Ach, natuurlijk, neemt u mij niet kwalijk, burger. Dit is uw afhaalbon, de taart krijgt u bij de balie hiernaast. En nogmaals dank voor uw onberispelijke gedrag.’
‘Heel graag gedaan.’
Ook de beambte van de Afdeling Slagroomtaarten dankte me hartelijk met het vervullen van mijn burgerplicht, daarna duwden we samen het steekwagentje met de gigantische slagroomtaart van de Rijksbakkerij naar mijn fiets. Steunend tilden we de taart op de bagagedrager. Grappig detail: de chocolaatjes die in de bovenste, geglazuurde cake-ring waren gestoken hadden de vorm van politiepetten. De agent maakte het dienblad met de toren van taart met een spin aan mijn bagagedrager vast. Slingerend fietste ik naar huis. Toen ik thuis kwam ontdekte ik dat er niet alleen een dikke streep slagroom over mijn jas liep, maar ook dat er onderweg eindeloos veel klodders slagroom van de taart waren gewaaid. Gelukkig had ik er geen bekeuring voor gekregen.