'Jezus!'
'Wat?'
'Je rug: helemaal nat. Je gezicht: helemaal be-zweet.'
'O, dat. Ja. Ik sta de hele middag al te springen... die laatste Levitasjes, dat zijn echt rakkers... steeds als je ze bijna hebt, dan klimmen ze weer een stukje om-hoog, héél i-r-r-i-t-a-nt.'
'Wacht maar effe.'
'Wat?'
'...'
'Wat ga je doen?'
'M'n buks halen.'
'En dan?'
'Dan schiet ik ze naar beneden, die rakkers van jou. Ik ben zo terug.'
'Waarom? Wat moet ik nou met kapot fruit?'
'...'
'Wat moet ik nou met kapot fruit?!'
'Appelmoes.'
Eerder: Levitas (III).