Naar zee
Vanaf Haarlem fietsten we naar Bloemendaal. We stopten even bij Thijsseshof waar zoveel daslook bloeide dat het wel leek of het had gesneeuwd, het park rook er helemaal uiig van, daarna reden we verder richting zee. In veel voortuinen bloeiden rozen en twee keer, bij het passeren van rotondes die in de volle zon stonden, roken we rosa rugosa – de geur van zomer en van de grote vakantie. ´s Middags zaten we aan het water en ´s avonds gingen we naar Overveen waar we te gast waren bij Judith, Frank en hun dochters Luisa en Sara. Na het eten sprongen de meiden (mijn woorden) om beurten op de trampoline – soms gingen ze zo hoog dat je ze in de hemel tot een stipje zag krimpen of zelfs helemaal uit zicht zag verdwijnen, waarna het dan minuten duurde voordat ze weer landden op het net van de trampoline. Ze vertelden over het popfestival waar ze naartoe waren geweest en waar ze Waylon hadden gezien. Sara vertelde twee moppen die ik nog niet kende (en die ik heb onthouden). Frank maakte een kampvuur in een trommel die hij ooit eigenhandig uit een wasmachine heeft gesloopt. Judith herhaalde wat ze in januari ook al tegen me zei: lees Huid en haar van Arnon Grunberg. Dat zal ik doen. Het had de hele dag gewaaid, maar toen we door het donker weer naar het station fietsten, was het windstil. Windstil en zacht.