Ergens in februari, de papieren NRC mat nog gewoon 749 bij 597 millimeter, las ik in het economiekatern, ik bedoel op de sportpagina een stuk over het mannentennis. Zoals vrijwel ieder krantenartikel is het stuk au fond een mozaïek van anekdotes, feiten, citaten, aannames - de verbanden daartussen zijn verondersteld of worden gesuggereerd. Af en toe herlas ik het stuk. Onder het oppervlak gilt de waanzin. Je weet haast niet waar je moet beginnen met ordenen. Maar dat geldt voor vrijwel iedere wegwerptekst.
Omdat de foto's me bevielen (nostalgie) en de ideologie die uit het stuk sprak me intrigeerde, prikte ik het artikel op (zie hierboven/naast, grappig trouwens: die witte punaise lijkt in een terloopse vermenging van ontologische niveaus bestemd voor Ilie Nastase (midden), maar het is Boris Boem Boem Becker (uiterst links) die hem het scherpst in het vizier heeft).
'Het mannentennis wordt gedomineerd door brave spelers zonder charisma,' zegt de lead van het artikel. 'Waarom zijn er geen aansprekende helden meer?'
Volgens mij valt de vraag niet te beantwoorden, omdat zij een onwaarheid herbergt (en een pleonasme, maar dat terzijde).
Het stuk beweert:
'Bij de mannen is er sinds een aantal jaar een gebrek aan excentriekelingen in het proftennis. Spelers zijn brave tennismachines geworden.'
Ja? Is Federer een brave tennismachine? Of Nadal? Söderling? Was die eindeloze partij tussen Mahut en Isner afgelopen Wimbledon saai?
En is het fair de paar topspelers die nu actief zijn te vergelijken met al die atleten uit het verleden? Het verleden is altijd groter dan het heden en het wordt almaar groter, rijker, machtiger terwijl het heden altijd zijn eigen iele zelf blijft.
[Ja, nee, ja, zegt het stuk, Federer, Nadal en Djokovic, daar komen mensen nog wél voor naar het stadion. Hè? Maar die domineren het tennis toch? ]
Hoe dan ook... het artikel stelt een vraag en vindt een antwoord. Proftennis is fysiek zwaarder geworden, bijna alle huidige topspelers blijven op de baseline hangen (trage banen) en door het gebruik van videosystemen, Hawk- Eye's genaamd, is er minder discussie over in/uit/lijn.
De appel die in het mandje ligt is deze: in het huidige tennis is het tennissen, voor de spelers, belangrijker dan het randgeeikel (rand-ge-eikel) en dat is slecht, want het randgeeikel is goed, want dat randgeeikel trekt publiek en sponsors. Met randgeeikel kun je geld verdienen.
Er wordt een sportmarketeer opgevoerd:
“Vanuit marketingoogpunt heb je herrieschoppers nodig op de baan. Daardoor krijg je ook op andere pagina’s dan de sportpagina’s aandacht voor tennis,' zegt hij. 'Het is voor een mondiale sport als tennis belangrijk dat je ook in de glamourbladen en de roddelbladen staat.”
Grappig om het woord ‘belangrijk’ in dezelfde zin als de woorden 'glamourbladen' en 'roddelbladen' tegen te komen. Maar de marketeer meent het, tennis gaat niet over tennis.
De zus van de sportmarketeer is verantwoordelijk voor de communicatie van een politieke partij. En zijn broer doet iets met PR aan een universiteit. In grote lijnen zijn zij het met hun broer eens.