We hadden het over ballet. En over stijldansen. A. zei:
‘Ik had vroeger les met een jongen en die ging steeds op mijn tenen staan.’
‘Een sukkel? Of een etter?’
‘Een sukkel. Op een gegeven moment heb ik het ook tegen mijn broer gezegd, van die tenen.’
‘En toen?’
‘Toen heeft hij die jongen in elkaar geslagen.’