schiks

De verteller van A.F.Th. van der Heijdens Kwaadschiks (2016)* geeft - in hoofdstuk XXXII Liefdesdood (4), (p.1114), in een passage die is geschreven in de vrije indirecte rede en waarvan protagonist Nico Dorlas de focalisator is – onbedoeld een bondige samenvatting/interpretatie van Tonnus Oosterhoffs bundel Ja Nee (2017):

‘Ja of nee, het was allemaal dezelfde ademtocht met toegevoegde ruis.’

Het gedicht waarmee Oosterhoff zijn jongste bundel besluit (p.51), publiceerde hij in 2015 in Tirade 458. De laatste regel uit de vroege versie van dat gedicht – ‘Maar ook de stoofschotel kijkt vanonder de glazen deksel naar zijn verorberaars.’ - heeft hij weggesneden en, met een kleine wijziging, ondergebracht in een ander gedicht uit Ja Nee. Die regel luidt nu: ‘De hutspot kijkt uit de pan naar zijn verorberaars op.’ (p.42).

Stoofschotel is hutspot geworden, inderdaad. Maar het cruciale verschil tussen de latere en de vroegere versie van het gedicht dat hij voorpubliceerde in Tirade: in de definitieve versie legt het gedicht zichzelf niet uit. De onbewogen beweger die achter Oosterhoffs werk schuilgaat mag soms een onthechte indruk maken, details doen ertoe. Of zoals het op pagina 21 van Ja Nee heet: ‘We doen maar wat/op leven en dood.’

Morele lessen vallen uit Ja Nee niet te trekken. In Oosterhoffs universum is het niet eten of gegeten worden. Maar: eten én gegeten worden.

Noot
Het scheelde weinig of ik had Kwaadschiks ongelezen gelaten. A.F.Th.’s vorige romans, De Helleveeg (2013) en De ochtendgave (2015), waren, afgezet tegen formidabele, recente romans als Het Schervengericht (2007) en Tonio (2011), broddelwerk. Al kun je, toegegeven, op iedere pagina van het oubollige en stijve De Ochtendgave bewijzen aanstrepen voor A.F.Th.’s grootmeesterschap.

Kwaadschiks ervoer ik als een heel, heel, heel lange aflevering van de televisieserie Baantjer. De roman heeft nauwelijks substantie. In stilistisch opzicht is het echter – ondanks wat weinig variatie in zinslengte – een verrukkelijke tekst. Had het boek vijfduizend pagina’s geteld, dan had ik het ook uitgelezen. Doordat het verhaal zich voetje voor voetje, millimeter voor millimeter, ontwikkelt, laat Van der Heijden zijn lezers de onuitputtelijke rijkdom ondergaan die iedere seconde in zich draagt, althans voor een bewustzijn dat is aangesloten op zintuigen, verbeelding, herinnering. Kwaadschiks is een vuistendik argument in een pleidooi voor het Leven in de Breedte. Bovendien, en dat is, met een trommel vol woordgrappen, een extra attractie, schuimt in het bewustzijn van Dorlas een gistende cocktail van waarheid en fantasie.

Kwaadschiks krijgt een permanente plek in mijn collectie Overbodige Meesterwerken.


De boeken van A.F. Th. van der Heijden en Tonnus Oosterhoff zijn verschenen bij De Weekblad Pers Groep/De Bezige Bij.