Eigenlijk is het wel lekker dat mama dood is - Paradise can go fuck itself (II, slot)

In december zag ik Polanski’s Carnage (2011). Omdat ik de film als film niet zo interes-sant vond – het scenario is een bewerkt toneel-stuk, de film, naar mijn smaak, weinig meer dan geregistreerd huiskamerdrama – maakte ik er hier eerder geen mel-ding van. De gemeenplaatselijke strekking van Carnage – bescha-ving is een dun laagje vernis, om het dan ook maar gemeenplaatselijk uit te drukken – is een prachtig vertrekpunt voor een gelaagde en geslaagde film – kijk bijvoorbeeld naar Nuri Birge Ceylan's Once upon a time in Anatolia – maar als bestemming/ conclusie vind ik het niet sterk genoeg. Nou ja: niet in deze Polanski.

Toch is Carnage een betere en eerlijker film dan Payne's The Descendants. Eigenlijk had ik ook helemaal niet over The Descendants moeten schrijven. De problemen van de middenklasse kennen we nu wel. Je houdt aan films als Carnage en TD altijd het gevoel over dat de middenklasse uiteindelijk maar één echt probleem heeft: hypocrisie. Dat probleem kun je ook haar behoud noemen.

Maar zaterdag schreef ik een (al te) luchtig stukje over TD en nu blijft het knagen dat ik niet de moeite heb genomen te wijzen op de schijnheilige adders die altijd schuilgaan onder het burgermansgazon van de mainstream cinema. De beet van TD: pas je aan, haal je niks in je hoofd, leef zoals iedereen leeft, wie zijn hart volgt verdwaalt.

Kijk, in TD ontdekt hoofdpersonage Matt King (Clooney) dat zijn comateuze vrouw Elizabeth hem (toen ze nog niet in coma lag) heeft ‘bedrogen’. Ze was verliefd op een andere man en ze wilde zich van Matt laten scheiden. Dus als je chronologie en morele causaliteit van de film weer even rangschikt, welke verdorven boodschap blijken we dan ingeprent te krijgen? De volgende:

Het gezin is de hoeksteen van de samenleving en als je denkt, zoals Kings vrouw, je geluk buiten die hoeksteen te moeten zoeken, dan krijg je een bootongeluk, raak je in coma en ga je dood. En dan worden je kinderen door jouw schuld ongelukkig en je arme man ook.

Oftewel: in oudtestamentische tijden werden overspelige vrouwen gestenigd, in de 21ste eeuwse mainstream cinema krijgen ze een dodelijk ongeluk. Het gaat dit soort films erom een voorbeeld te stellen. Zodat de vrouwtjes in hun bevallige oortjes knopen dat liefde & passie serieuze bedreigingen zijn voor hun gezin en daarmee voor de ganse samenleving. Waaghalzen breken hun nek.

Ook mooi vals: de Ander, vastgoedhandelaar Brian Speer (ja, lachen die achternaam) is niet alleen veel minder knap en charismatisch dan King/Clooney (boodschap: Anders is eigenlijk altijd: Minder), hij bekent King ook dat hij niet echt iets voor diens vrouw voelde, hij was niet van plan zijn gezin voor haar te verlaten. Dus: vergeet het maar, dromertjes, buiten je huwelijk is er niets, en zeker geen liefde.

In de wandelgangen hoorde ik dat Jérôme Louis Heldring heeft meegeschreven aan het scenario, maar dat kan ik verkeerd begrepen hebben. Arnon Grunberg noemde Heldring vorige week, in De Volkskrant, de beste communist, ik bedoel: columnist, van Nederland. Nu schopte J.L. Heldring het een tijdje geleden al tot running gag hier bij Martijn Knol Punt En El slash Martijn Knol Punt Blogspot Punt Kom dus aanstaande donderdag zal ik zijn column weer extra aandachtig lezen.

Maar om terug te komen op TD… vergis je niet: ondanks de halfzachte, sentimentele scènes en het charmant uitgevente vaderschap van King/Clooney, schuilt er een bikkelhard, oerconservatief, intimiderend dreigement in deze film. Nogmaals: wie de hoeksteen van de samenleving durft te relativeren, eindigt met een slangetje in zijn (m/v) neus aan de monitor en roept het ongeluk af over zijn dierbaren. Was dat het nou heus waard allemaal?

Begrijp me niet verkeerd: ik behoor tot die 3% die in de romantische, levenslange liefde gelooft. Maar vergissen is menselijk. Veranderen ook. En ik houd van films die mensen nieuwe kansen gunnen. Vrouw vindt andere man. Echtgenoot gunt haar haar geluk. Kinderen hebben nergens problemen mee en iedereen leeft nog lang en gelukkig. Wat zou daar mis mee zijn?

In het algemeen is de belangrijkste boodschap van mainstream cinema: laten we allemaal vooral genoegen nemen met de wereld zoals we die kennen. Het nieuwe, het andere is altijd slecht en bedreigend. En de ijskoude, bikkelharde kern van het warme, knusse, kluchtige, menselijke The Descendants zegt: gezinnen moeten bij elkaar gehouden worden. Dat moet. Want het moet.

In de slotscène van The Descendants zitten vader en dochters gedrieën naar een natuurdocumentaire te kijken. Op de bank, onder een dekentje. Matt in het midden. Ze kijken tevreden en ontspannen. Want het ergste is achter de rug. De overspelige echtgenote is gestenigd, ik bedoel overleden, haar as is verstrooid op zee en je ziet de drie televisiekijkers denken: eigenlijk is het wel lekker dat mama dood is.

Onschuldig, betekenisloos amusement bestaat niet.

‘Ja, maar je kan toch ook zeggen dat Matt met de dood van zijn vrouw als het ware uit een moreel coma ontwaakt? Hij besluit tenslotte om de grond van zijn familie niet zomaar aan de meest-biedende te verkopen.’
‘Ik had het over de addertjes, niet over het gras.’

Wie dat bordje op de foto heeft ontworpen weet ik niet - ik fotografeerde het bij de Winkel van Sinkel.