En attendant le Reuzekabouter - SE, III
‘Hond, hond, hond en nog eens hond! Opeens snap ik hoe de staart in de kat steekt. Het is een grap! Toen ze vorige week zeiden dat de wereld zou vergaan, was ik ook als enige een beetje zenuwachtig, dus nu hebben ze tegen elkaar gezegd: ‘Die Ricardo K. Rosso gelooft ook alles… weet je wat? We zeggen dat er een Reuzekabouter is gesignaleerd… wedden dat die sukkel de hele middag braaf gaat staan posten?’ Alle honden nog eens aan toe. Wat zullen ze om me spinnen als ik straks de brokjeskamer binnentrippel. Zelf durven ze nauwelijks op patrouille, maar als iemand anders eens een beetje plichtsbetrachting weet op te brengen, lachen ze zich meteen de snorharen van de snuit. Hond, hond, hond en nog eens hond! Nou, liever duizend keer voor niets de straat op dan één keer te weinig hoor! Maar ik heb er wel de pest in. Vorig jaar ben ik er ook al ingetrapt. Toen stuurden ze me op 1 april naar de BATA om een winkeldief te arresteren. De gelaarsde kat. Ha, ha, ha, wat moesten ze spinnen. Leuk hoor. Maar als er straks een nieuwe hond in de buurt komt wonen weet ik wel wie er op uit wordt gestuurd om hem bij wijze van welkom even over z’n snoet te klauwen. Katverdamme wat baal ik hier van. Zo eerst Poes even bellen dat zij straks de kittens maar van muziekles moet halen. En de oppaspoes kunnen we ook wel afzeggen voor vanavond, want reken maar dat ik hier blijf zitten totdat er iets levends voorbijkomt. Desnoods neem ik straks een middelgrote hond mee naar het hoofdbureau. Zeg ik gewoon dat dat de Reuzekabouter is. Rode muts op z’n kop en niemand die het verschil ziet.’