C. en ik kwamen elkaar tegen op de stoep voor de VAVW. De zon scheen schitterend. We hadden elkaar weken niet gesproken. Ze was de avond daarvoor teruggekomen uit Barcelona waar ze op verjaardagsbezoek bij haar vader was geweest. Ze droeg een boodschappentas vol sinaasappels.
‘Uit Spanje?’
‘Nee, van de Albert Heijn, ha,ha. Maar misschien hebben zij ze wel uit Spanje. Hoe gaat het?’
‘Goed. Goed. Met jou?’
‘Ook goed.’
‘Lang niet gezien.’
‘Ja, nee. Zeker.’
‘Druk?’
‘Druk? Ja. Heel druk.’
‘Ik ook. Verschrikkelijk druk.’
‘Wat drinken?’
‘Leuk.’
We begonnen in de richting van de Voorstraat te wandelen. C. vroeg of ik wel eens van Cesc Gelabert had gehoord.