Ergens na vijven stonden we in de foyer van het Novotel afscheid te nemen van Judith. Er glinsterde nog een lachtraan in haar wimpers. Carolina, Bart en ik gingen te voet naar het station. Ondanks de kou en de regen was er nog wat tuig op straat, maar dat was eerder gezellig dan dreigend.
In de hal van het Centraal Station stonden een vrouw en een man met een theelepeltje de binnenkant van hun wangen te bestrijken met gemalen cocabladeren. Ze schepten steeds wat poeder uit een glazen potje. Het leek me een secuur klusje - ik zou mijn wijsvinger hebben gebruikt.
Bart at kaasstengels. Carolina dronk cola. Ik propte dropduo's naar binnen. We wachtten tot onze treinen zouden vertrekken, vergaten dat we stonden te wachten en zagen opeens C & B's trein, die naar Amsterdam, vertrekken. Niet grappig, zei Carolina. Mmm, oordeelde Bart.
Om een uur of zeven was ik thuis. Ik maakte thee en deed alsof ik net was opgestaan. Even later moest ik naar ballet. Zonder nachtrust is het grappig dansen: springen hoeft niet meer, je zweeft vanzelf de ruimte door. Vandaag hebben we geleerd hoe je bij het lopen moet proberen neer te komen op de bal van je voet. In de korte pauzes tussen de oefeningen door leek het verschil tussen bar en barre minimaal. Maar eenmaal weer aan het buigen en stappen, bleek het ook wel praktisch om een beetje rozig te zijn - bij het bewegen staan je hersenen eigenlijk alleen maar in de weg. Steeds als Beethoven even stilviel, hoorde je de koolmezen in de bomen op het speelplein achter de school. Aan het einde van de les applaudisseerden we voor onszelf.