Ik zat rustig de krant te lezen. Of eigenlijk nam ik net een hap van mijn broodje. Ik had de helft besmeerd met ananasjam en ik zat net te beslissen of ik dat (ananasjam) nou heel lekker of juist heel smerig vond, toen ik op een schouder werd getikt door Natalie Portman (het lijden van schrijvers: een en twee), of door een jonge vrouw die héél erg op haar leek.
‘Ik ken jou toch?,’ zei ze. Ze sprak vloeiend Nederlands, dat viel me meteen op.
‘Zeker,’ zei ik (ik had geen idee, maar gaandeweg het gesprek zou het me vast wel te binnen schieten).
‘Maar waarvan,’ zei ze.
‘Jaaaa,’ zei ik geheimzinnig, ‘Dát is de vraag.’
‘Geef eens een hint.’
‘Houd je van lezen?’
‘Nee. Totaal niet.’
Dat was een tegenvaller. Ik begon net te hopen dat ik voor het eerst van mijn leven was herkend.
‘Studeer je nog?’
‘Meer dan vijf jaar geleden afgestudeerd. Maar dank voor het compliment.’
‘Psychologie?’
‘Kunstgeschiedenis.’
'Leuk.'
'Nu ben ik consultant.'
‘O, ik denk dat het –‘
‘Nee, houd maar op,’ zei ze, ‘ik weet het al… je doet me aan Jezus denken! Vanwege je haar! En je baard!’ Ze lag opeens helemaal dubbel van het lachen. ‘Sorry, sorry, sorry… ik dacht echt dat ik je ergens anders van kende. Wat stom! Sorry, sorry, sorry.’
‘Nee. Geen probleem.’
De rest van mijn ontbijt keek ik af en toe schaapachtig, zoals dat zo bucolisch heet, naar buiten. Hoewel, herderlijk is hier misschien de betere term… Langzaam maar zeker (nog een koffie verkeerd en nóg een koffie verkeerd)begon het me te bevallen, de associaties die het harige charisma bij stadsgenoten oproept. Iets hebben heeft wel iets en toen ik even later via de Drift en Het Janskerkhof richting boekhandel Bijleveld liep, deed ik dat met voorname pas. Op mijn schouders rustte een verantwoordelijkheid groot en zwaar als een oud kruis van hout. Iedereen kon zien dat ik was uitverkoren - en ik wist mijn lot met stijl te dragen en met een lichtheid die in tegenspraak leek met de ernst van mijn opdracht.