Geesten
Op de oeverhelling, tussen een reusachtige plataan en een vierkant blauw bord met een uitgespaarde witte ‘P’ dat eigenaren van plezierbootjes vertelt waar ze mogen aanmeren, ligt een fietswrak. Het is achtergelaten door de mannen die afgelopen zomer de Singel hebben uitgegraven. Terwijl ik vanachter mijn bureau naar de opgedregde fiets staar, verandert die langzaam in de bril van mijn grootmoeder – vanuit het gras staren haar bleekgroene ogen mij aan, totdat het montuur weer de gestalte van modderig fietswrak aanneemt. Het is meer dan zeven jaar geleden dat we haar hebben begraven, mijn oma. Ik wend me af van het raam. Om verder te werken. Maar als ik opnieuw naar de oeverhelling kijk, zie ik dat de wielen van de fiets de middelste letters van een woord vormen. Er doemen nog twee letters op. Op de oever van de Singel staat het waarste woord uit onze taal, het is het woord dood.