Ze hadden gegeten bij Opium. Vis. Na de espresso liep zijn vriend naar de bar om af te rekenen, hij liet zich de jassen brengen die bij binnenkomst naar een keldertje waren gedragen.
'Hoe wist je nou dat dat de onze waren?'schreeuwde hij bijna toen het meisje met de juiste jassen de trap op kwam. De kapstokhaken bleken voorzien van nummers die overeenkwamen met de nummers van de tafels.
Buiten (vast van stem, onvast van pas) raakte hij niet uitgepraat over het vernuft van de middenstand. In zijn verbeelding daalde hij de trap naar de garderobe af. Jassen als vissen aan haken.